La Dame d'André Programma
Een tragiekomische theatrale liedvoorstelling over hopeloos verlangen, machteloos toekijken, verliezen en verloren zijn.
La Dame d’ André neemt je mee in het doolhof van gedachten waarin zij haar André verloor. Het zijn de jaren 30 in Parijs en er hangt onrust in de lucht. Economische depressie, dreigende oorlog, problemen met huisvesting. Het klinkt ons maar al te bekend in de oren.
Temidden van alle onrust onstaat een intense liefde tussen la Dame -het toonbeeld van een Franse rijke dame, en André -een arme kunstenaar. Een onwaarschijnlijke, verboden liefde. Van begin af aan gedoemd om te mislukken. Maar wat doe je als het laatste uur geslagen heeft? Als de allesomvattende duisternis in alle kieren is gekropen? Als je alles hebt gegeven tot er niets meer van je over is?
Deel 1
Een nietsvermoedende Franse cafépianist bereid zich voor op een avond gasten vermaken. Dan stormt La Dame binnen, haar André is dood. Dan begint ze te vertellen...
Welkom in Parijs
Cafépianist
Welkom in het Parijs van de jaren dertig
Ah ik zie dat u een lange reis achter de rug heeft
Ga rustig zitten, leun achterover
Neem nog een glaasje rode wijn.
Merlot, sauvignon of pinot noir.
We hebben het allemaal.
Welkom in de stad die u de adem zal benemen
Morgen wachten u de Seine en de Nôtre Dame
Maar vanavond wordt u even meegenomen
in het leven van La Dame
La Dame
Hij is dood
Heengegaan
Ontzield gevonden in het park
Hij vond zijn ondergang
Zijn einde
Cafépianist
Zo stijf als een hark?
La Dame
Mijn André die alles kon
Die nu enkel nog maar was
Vroeger dacht ik dat de liefde
Was zoals een roos
Zoetgeurend, zacht en mooi
En er zitten doorns aan
Maar daar zou ik me niet aan prikken
Vroeger dacht ik dat de liefde
Was zoals een droom
Een hoofd vol roze wolken
En het kan soms regenen
Maar dan zouden we samen schuilen
De liefde bleek alleen
niet te zijn zoals ik dacht
Keer op keer mislukt
Niemand die op me wacht
Bonne journée j’ai revu qui je n’oublie pas
Qui je n’oublierai jamais
Et des femmes fugaces dont les yeux
Me faisaient une haie d’honneur
Elles s’enveloppèrent dans leurs sourires
Bonne journée j’ai vu mes amis sans soucis
Les hommes ne pesaient pas lourd
Un qui passait
Son ombre changée en souris
Fuyait dans le ruisseau
J’ai vu le ciel très grand
Le beau regard des gens privés de tout
Plage distante où personne n’aborde
Bonne journée, journée qui commença mélancolique
Noire sous les arbres verts
Mais qui soudain trempée d’aurore
M’entra dans le cœur par surprise.
Een goede dag ik heb hen gezien die ik nimmer vergeet
Die ik nimmer vergeet
En de dames volgden mij met hun ogen
Ze maakten een erehaag voor mij
Ze omarmden mij met hun glimlach
Een goede dag ik heb mijn vrienden gezien zonder zorgen
De heren waren niet zwaarmoedig
Een passeerde mij
Zijn schaduw veranderde in een muis
Vluchtte het riool in
Ik zag de weidse hemel
De prachtige ogen van hen die van alles ontheemd zijn
Verre stranden waar niemand aanmeert
Een goede dag welke melancholisch begon
Donker onder de groene bomen
Maar plotseling doordrenkt van dauw
Mijn hart verraste
Je n’ai envie que de t’aimer
Un orage emplit la vallée
Un poisson la rivière
Je t’ai faite à la taille de ma solitude
Le monde entier pour se cacher
Des jours des nuits pour se comprendre
Pour ne plus rien voir dans tes yeux
Que ce que je pense de toi
Et d’un monde à ton image
Et des jours et des nuits réglés par tes paupières.
Ik wil niets anders dan jou beminnen
Een onweersbui vult de vallei
Een vis de rivier
Ik heb je gemodelleerd naar mijn eenzaamheid
De hele wereld om te schuilen
Dagen nachten om elkaar te verstaan
Om niets meer te zien in jouw ogen
Dan wat ik denk over jou
En over een wereld naar jouw evenbeeld
En dagen en nachten geordend door jouw oogopslag.
La Dame d’André
André ne connaît pas la dame
Qu’il prend aujourd’hui par la main.
A-t-elle un coeur à lendemains
Et pour le soir a-t-elle une âme?
Au retour d’un bal campagnard
S’en allait-elle en robe vague
Chercher dans le meules la bague
Des fiançailles du hassard?
A-t-elle eu peur, la nuit venue,
Guettée par les ombres d’hier.
Dans son jardin lorsque l’hiver
Entrait par la grande avenue?
Il l’a aimée pour sa couleur
Pour sa bonne humeur de Dimanche.
Pâlira-t-elle aux feuilles blanches
De son album des temps meilleurs?
De vrouw van André
André kende de vrouw niet
Die vandaag zijn hand vastpakte
Heeft ze passie voor de toekomst
En een ziel voor de nacht?
Onderweg terug van een boerenbal
Heeft ze in haar wapperende jurk
Gezocht in de hooiberg
Naar de ring van een lachwekkende verloving?
Was ze bang, toen de nacht kwam.
Geobserveerd door de schaduw van gisteren.
Daar in de tuin waar de winter
Binnenkomt over de weidse laan?
Hij hield van haar om haar kleur
Om haar zondagse goede humeur.
Zal ze verbleken op de witte pagina’s
Van zijn album van goede tijden?
De dagdroom is voorbij
Onze toekomst is vervlogen
Het lot heeft ons bedrogen
Jouw ziel is nu vrij
Geen brunch op zondag, na de kerk
Geen picknick in het park
Niet samen wolken tellen
In de schaduw van de grote berk
Geen wilde nachten waarin wij
Verdwijnen, versmelten tot de wereld niet bestaat
Zachtjes fluisterend dat je me nooit verlaat
Enkel samen zijn we vrij
Geen kinderen die je me beloofde
Het huis waar de haard altijd brand
De warmte die mijn hart verlangt
De droom waarvan je mij beroofde
Une ruine coquille vide
Pleure dans son tablier
Les enfants qui jouent autour d’elle
Font moins de bruit que des mouches
La ruine s’en va à tâtons
Chercher ses vaches dans un pré
J’ai vu le jour je vois cela
Sans en avoir honte
Il est minuit comme une flèche
Dans un cœur à la portée
Des folâtres lueurs nocturnes
Qui contredisent le sommeil
Een ruïne een leeg omhulsel
Huilt in haar schort
De kinderen die om haar heen spelen
Maken minder lawaai dan bromvliegen
De ruïne gaat op jacht
Ze zoekt naar koeien in de wei
Ik heb de dagen gezien zoals ze waren
Zonder me ervoor te schamen
Het is middernacht zoals een pijl
In een hart wat binnen handbereik is
De razende lichten van de nacht
Die de slaap verstoren
Deel 2
We zien La Dame in haar appartement. De herinneringen aan de relatie met André, de goede en de slechte. Tot uiteindelijk het nieuws komt dat André er niet meer is...
Oh wat de liefde met je doet
Mijn lichaam en gedachten zijn niet op dezelfde plek
Ik besta alleen wanneer jouw lippen op de mijne rusten
Ik druk mijn nagels in mijn huid
Een anker om in mijn lijf te blijven
Anders vlieg ik weg, op zoek naar jou
Ik wil je
Ik wil je aanraken
Je handen, je armen, je gezicht
Je lippen, je ogen
Mijn god, jouw ogen
Daarin verdrink ik
Nog even, heel even
Ik besta niet zonder jou
Verdwijn in donkere schaduw
Il vole
En allant se coucher le soleil
Se reflète au vernis de ma table:
C'est le fromage rond de la fable
Au bec de mes ciseaux devermeil.
Mais où est le corbeau? Il vole.
Je voudrais coudre mais un aimant
Attire à lui toutes mes aiguilles.
Sur la place les joueurs de quilles
De belle en belle passent le temps.
Mais où est mon amant? Il vole.
C'est un voleur que j'ai pour amant,
Le corbeau vole et mon amant vole,
Voleur de coeur manque à sa parole
Et voleur de fromage est absent.
Mais où est le bonheur? Il vole.
Je pleure sous le saule pleureur
Je mêle mes larmes à ses feuilles
Je pleure car je veux qu'on me veuille
Et je ne plais pas à mon voleur.
Mais où donc est l'amour? Il vole.
Trouvez la rime à ma déraison
Et par les routes du paysage
Ramenez-moi mon amant volage
Qui prend les coeurs et perd ma raison.
Je veux que mon voleur me vole.
Gevlogen
Als de zon ondergaat
Wordt weerspiegeld in het vernis van mijn tafel:
Het is de ronde kaas van de fabel
Op de bek van mijn schaar.
Maar waar is de raaf? Hij vliegt.
Ik wil graag naaien maar een magneet
Trekt al mijn naalden naar zich toe.
Op het plein de spelers
passeren de tijd.
Maar waar is mijn minnaar? Hij steelt.
Het is een dief die ik voor een minnaar heb,
De kraai vliegt en mijn minnaar vliegt,
De dief van het hart breekt zijn woord
En de kaasdief is afwezig.
Maar waar is het geluk? Gevlogen.
Ik huil onder de treurwilg
Ik meng mijn tranen met zijn bladeren
Ik huil omdat ik gewild wil zijn
En mijn dief houdt niet van mij.
Maar waar is de liefde? Gevlogen.
Vind het rijm voor mijn dwaasheid
En door de wegen van het landschap
Breng me terug mijn wispelturige minnaar
Die harten neemt en mijn verstand verliest.
Ik wil dat mijn dief mij steelt.
A toutes brides
toi dont le fantôme
Piaffe la nuit sur un violon
Viens régner dans les bois
Les verges de l’ouragan
Cherchent leur chemin par chez toi
Tu n’est pas de celles
Dont on invente les désirs
Viens boire un baiser par ici
Cède au feu qui te désespère.
Op volle toeren
jij wiens geest
In de nacht op een viool speelt
Kom regeren in het bos
De werven van de orkaan
Zoeken hun weg naar jou
Jij bent niet zoals de anderen
Die hun verlangens bedenken
Kom drink een kus bij mij
Geef je over aan dat vurige verlangen wat je tot wanhoop drijft
Mijn verborgen liefde
Niemand die het weet
Ik ben jouw teunisbloem
In de schaduw van de nacht
Zijn we een
Geen ziel die weet van jouw bestaan
Ik kan je niet laten gaan
Maar wat zouden ze denken?
Een arme kunstenaar als jij,
Met mij, een Dame.
Nee het licht kan onze liefde niet verdragen
In de straten van ons Parijs
Kunnen we niet samen zijn
Daar staan we
In jouw kamer
De met groen fluweel beklede leunstoel
De lampenkap met franjes
Ik kijk naar je
Een spuug druppel maakt zich los van je verwrongen mond
Beweegt zich in mijn richting
De ader bij je slaap wordt langzaam breder
dan weer smaller
Het geluid bereikt mijn oren
alles aan jou is hard
als rood aangelopen graniet.
Plots is er stilte.
Het spijt je.
Zo had je het niet bedoeld
Mon cadavre est doux comme un gant
Doux comme un gant de peau glacée
Et mes prunelles effacées
Font de mes yeux des cailloux blancs.
Deux cailloux blancs dans mon visage
Dans le silence deux muets
Ombrés encore d'un secret
Et lourds du poids mort des images.
Mes doigts tant de fois égarés
Sont joints en attitude sainte
Appuyés au creux de mes plaintes
Au noeud de mon coeur arrêté.
Et mes deux pieds sont des montagnes,
Les deux derniers monts que j'ai vus
À la minute où j'ai perdu
La course que les années gagnent.
Mon souvenir est ressemblant,
Enfants emportez-le bien vite,
Allez, allez, ma vie est dite.
Mon cadavre est doux comme un gant.
Mijn lichaam is zacht als een handschoen
Zacht zoals een koude hand
En mijn verzonken pupillen
Maken van mijn ogen twee witte steentjes
Mijn blik als twee witte steentjes
In de stilte van twee verstomden
Verduistert door een geheim
Beladen door wat zij hebben gezien
Mijn vingers die dikwijls zwierven
Zijn nu verenigd in een (schijn)heilige houding
Rustend op de holte van mijn verdriet
In het centrum van mijn gevangen hart
En mijn voeten zijn als bergen
De laatste twee heuvels die ik heb gezien
Op dat moment verloor ik
De wedstrijd die de jaren altijd winnen
Mijn herinneringen lijken op..
Kinderen draag ze snel weg
Ga, ga, mijn leven is klaar
Mijn lichaam is zacht als een handschoen.
Dans l’herbe
Je ne peux plus rien dire
Ni rien faire pour lui. Il est mort de sa belle
Il est mort de sa mort belle
Dehors Sous l’arbre de la Loi
En plein silence En plein paysage
Dans l’herbe.
Il est mort inaperçu
Encriant son passage
En appelant, en m’appelant
Mais comme j’étais loin de lui
Et que sa voix ne portait plus
Il est mort seul dans les bois
Sous son arbre d’enfance
Et je ne peux plus rien dire
Ni rien faire pour lui
In het gras
Ik kan niks meer zeggen.
Niks meer voor hem doen.
Hij is gestorven voor zijn schoonheid
Hij is een mooie dood gestorven
Buiten onder de boom der gerechtigheid
In complete stilte In de open ruimte
In het gras.
Hij is onopvallend gestorven
Hij schreeuwde het uit terwijl hij stierf
Roepend, roepend om mij
Maar ik was te ver weg
En zijn stem droeg niet ver
Hij stierf alleen in het bos
Onder de boom uit zijn kindertijd
En ik kan niks meer zeggen
Niks meer voor hem doen
Une roulotte couverte en tuiles
Le cheval mort un enfant maître
Pensant le front bleu de haine
A deux seins s’abattant sur lui
Comme deux poings
Ce mélodrame nous arrache
La raison du cœur.
Een woonwagen met hout gedekt
Het paard dood een kind als meester
Denkend met een blauw gezicht van afkeer
Aan twee borsten die op hem neervallen
Als twee vuisten
Dit melodrama scheurt ons
Hart en ons verstand uiteen.
Le front comme un drapeau perdu
Je te traîne quand je suis seul
Dans des rues froides
Des chambres noires
En criant misère
Je ne veux pas les lâcher
Tes mains claires et compliquées
Nées dans le miroir clos des miennes
Tout le reste est parfait
Tout le reste est encore plus inutile
Que la vie
Creuse la terre sous ton ombre
Une nappe d’eau près des seins
Où se noyer Comme une pierre.
Mijn voorhoofd is als een verloren vlag
Ik sleep je mee wanneer ik eenzaam ben
Door de koude straten
Donkere kamers
Die miserie schreeuwen
Ik kan niet loslaten
Jouw handen licht en ongecompliceerd
Die zijn geboren in de spiegel van de mijne
Al het andere is perfect
Al het andere is nog steeds nuttelozer
Dan het leven
Graaf de aarde onder je schaduw uit
Een poel van water vormt zich op jouw borst
Waarin ik zink Als een steen.
Deel 3
La Dame komt weer het café binnen. Ze is dronken. Het besef wat ze verloren heeft komt nu echt binnen. Uiteindelijk weet ze met hulp van de cafépianist het verlies te accepteren.
Violon
Couple amoureux aux accents méconnus
Le violon et son joueur me plaisent.
Ah! j'aime ces gémissements tendus
Sur la corde des malaises.
Aux accords sur les cordes des pendus
À l'heure où les Lois se taisent
Le coeur en forme de fraise
S'offre à l'amour comme un fruit inconnu.
Viool
Een verliefd koppeltje met onduidelijke accenten
De viool en zijn bespeler behagen mij
Ah! Ik hou van deze klaagzang
Op de snaren van miserie
Het instemmende met touwen van gehangen
Op het uur waar gerechtigheid zwijgt
Het hart in de vorm van een aardbei
Geeft zichzelf over aan liefde
als een exotische vrucht
Figure de force brûlante et farouche
Cheveux noirs où l’or coule vers le sud
Aux nuits corrompues
Or englouti étoile impure
Dans un lit jamais partagé
Aux veines des tempes
Comme au bout des seins
La vie se refuse
Les yeux nuls ne peut les crever
Boire leur éclat ni leurs larmes
Le sang au-dessus d’eux
triomphe pour lui seul
Intraitable démesurée
Inutile
Cette santé bâtit une prison.
Een machtig gezicht, vlammend en krachtig
Zwarte haren waarvan het goud stroomt naar het zuiden
In gebroken nachten
Gezonken goud onzuivere ster
In een bed dat nooit gedeeld is
In de aderen van de tempels
Zoals de toppen van borsten
Weigert het leven zichzelf
De ogen, niemand kan ze doden
hun schittering, noch hun tranen drinken
Het bloed boven alles
Triomfeert alleen voor hen
Onhandelbaar excessief
Nutteloos
Dit welzijn bouwt een gevangenis
Kunnen we de klok
Niet heel even terug zetten?
Heel even terug gaan in de tijd?
Zodat ik voor een laatste keer
Me kan verliezen in jouw ogen
Zodat ik voor een laatste keer
Me kan warmen aan jouw lijf
Zodat ik je kan horen zeggen
Hou je ook van mij?
Ik wil nog eenmaal bij je zijn
Zoals we waren, toen
Toen jij me vroeg, wil jij met mij
De eeuwigheid voldoen?
Fleurs
Fleurs promises, fleurs tenues dans tes bras,
Fleurs sorties des parenthèses d'un pas,
Qui t'apportait ces fleurs l'hiver
Saupoudrées du sable des mers?
Sable de tes baisers,
fleurs des amours fanées
Les beaux yeux sont de cendre
et dans la cheminée
Un coeur en rubanné de plaintes
Brûle avec ses images saintes.
Fleurs promises, fleurs tenues dans tes bras,
Qui t'apportait ces fleurs l'hiver
Saupoudrées du sable des mers?
Bloemen
Beloofde bloemen, bloemen die rusten in jouw armen
Bloemen die uit de scheuren
van het trottoir bloeiden
Wie heeft je deze bloemen in de winter gebracht
Besprenkeld met het zand uit de zee?
Zand van jouw kussen,
bloemen van verwelkte liefdes
Jouw mooie ogen zijn als as
en in het hart
Een lint van aantijgingen
Het brand temidden van heilige beelden
Beloofde bloemen, bloemen die rusten in jouw armen
Wie heeft je deze bloemen in de winter gebracht
Besprenkeld met het zand uit de zee?
Une herbe pauvre
Sauvage
Apparut dans la neige
C’était la santé
Ma bouche fut émerveillée
Du goût d’air pur qu’elle avait
Elle était fanée.
Een armoedig plantje
Wild
Kwam tevoorschijn in de sneeuw
Het was de gezondheid
Mijn mond viel open
Door de smaak van zuivere lucht die het had
Het was verwelkt.
Ik kijk naar mij van gisteren
En ik herken haar niet
Wie is die vrouw die hield van jou?
Haar ogen vol verdriet
Je zei, je keek, ik deed je niets
Je riep, je zweeg, liefdevol of kil
Gaf me alles, gaf me niets
Dan was ik weer te weinig
Dan weer te veel
Je kneedde, paste mijn vorm aan
Onder jouw handen werd ik als was
Herschapen, vervolmaken
Tot er niets meer van mij over was
Nous avons fait la nuit
je tiens ta main je veille
Je te soutiens de toutes mes forces
Je grave sur un roc l’étoile de tes forces
Sillons profonds où la bonté
de ton corps germera
Je me répète ta voix cachée ta voix publique
Je ris encore de l’orgueilleuse
Que tu traites comme une mendiante
Des fous que tu respectes
des simples où tu te baignes
Et dans ma tête qui se
met doucement d’accord
avec la tienne avec la nuit
Je m’émerveille de l’inconnue que tu deviens
Une inconnue semblable à toi semblable à tout ce que j’aime
Qui est toujours nouveau.
We doen het licht uit
Ik pak je hand en kijk je aan
Ik ondersteun je met mijn hele wezen
Ik graveer in een steen de ster van jouw kracht
Diepe groeven waarin de goedheid
van jouw lichaam kan ontspruiten
Ik herhaal in mijn hoofd jouw verborgen stem jouw publieke stem
Ik lach om de hoogmoedige
Die je behandelt als een bedelaar
De gekken die jij respecteert de simpelen waarin jij je onderdompelt
En in mijn hoofd dat zich zachtjes verenigd
Met het jouwe met de nacht
Verwonder ik mezelf over de onbekende
die jij bent geworden
Een onbekende die alles weerspiegelt aan jou waar ik van houd
Maar die altijd nieuw is.
vertalingen: Michelle van Malsen, Hanna van Rooijen, Bavo Hopman